[ Pobierz całość w formacie PDF ]

pośpiesznie haastig, inderhaast, gehaast
pośrednictwo agentschap
pośredniczenie agentschap
pośrednik vertegenwoordiger, dealer, agent
pośrednik makelaar
pośrednik in de plaats stellen van, inboeten
pośrodku tussen, onder
pośród in het midden van, medio, midden
pośród tussen
poświadczenie getuige
poświadczyć getuigen, certificeren
poświadczyć certificeren, getuigen
poświęcać spanderen, opdragen, spenderen
poświęcać aanhankelijk, gehecht
poświęcać opofferen, offeren, aanbieden
poświęcający się aanhankelijk, gehecht
poświęcony gewijd, heilig, sacraal, geheiligd
poświęcony geheiligd, gewijd, heilig, sacraal
pot zweet
pot zweten, transpireren
potajemnie tersluiks, sluiks, steelsgewijs
potajemny confidentie
potańcówka bal, danspartij
potargać opzetten, rechtop zetten
potas kalium
potem naderhand, dan, achteraf, daarna
potęga heerschappij, macht, mogendheid
potępiać afkeuren
potępiać verdomme, verdomd, godverdomme
potępić afkeuren
potępienia wraking, verwerping, afkeuring
potępienia wraking, afkeuring
potępienie wraking, afkeuring
potężny machtig
potknąć się struikelen
potknięcie struikelen
potok beekje, beek
potok stromen, vloeien, lopen, vlieten
potok loop, stroom, stroming
potok vloed, bergstroom, stroom
potok potokowy pijp, tabakspijp
potok rzutowania loop, stroom, stroming
potokowym przesyłaniem pakietów bult, bochel
potomek loot, jong, kind, afstammeling
potomek nakomelingschap, kroost, zaad
potomek proces potomny potomny nakomelingschap, kroost, zaad
potomność nageslacht
potomstwo loot, jong, kind, afstammeling
potomstwo beginnend, aankomend
potop zondvloed
potrafiący obsługiwać coś (maszyna welbewust, bewust
potrafić besturen, administreren, beheren
potrawa schotel, schaal
potrawce pan, braadpan, steelpan
potrawka ragoût
potrójny drievoudig, driedubbel
potrząsać schokken
potrzeba noodzaak, noodzakelijkheid
potrzeba nodig hebben, hoeven, behoeven, moeten
potrzeba (życiowa) nodig, benodigd
potrzebÄ… nodig hebben, hoeven, behoeven, moeten
potrzebny nodig, benodigd
potrzebować nodig hebben, hoeven, behoeven, moeten
potrzebujÄ…cy behoeftig, berooid, nooddruftig
potrzebujÄ…cy odbioru behoeftig, berooid, nooddruftig
potrzebujesz wens, lust, verlangen, begeerte, zin
poturbować aanvallen, aantasten
potwierdzać controleren, checken, aflezen
potwierdzać uznać n potwierdzenie agnosceren, als waarheid aannemen
potwierdzenia erkenning
potwierdzenie (odbioru) erkenning
potwierdzenie (odbioru) podziękowanie erkenning
potwierdzenie odbioru erkenning
potwierdzenie pozytywne erkenning
potwierdzić agnosceren, als waarheid aannemen
potwierdzić erkennen, bekrachtigen, bevestigen
potwierdzić notarialnie bevestigen, aannemen
potworność monsterachtigheid
potworny monsterachtig, gedrochtelijk
potwór rotbeest, mormel
potykać się struikelen
potylica achterhoofd
pouczać stichten
pouczenie aanwijzing, consigne, instructie
poufny vertrouwelijk, geheim
poufny binnenste, inwendige
powab aantrekkelijkheid
powab lokken
powaga autoriteit, gezag
powaga stemmig, ernstig, bona fide, serieus
powaga zwaartekracht
poważanie achten, achting hebben voor
poważany achtenswaardig, achtbaar
poważny geruim, aanmerkelijk, aanzienlijk
poważny stemmig, ernstig, bona fide, serieus
poważny rouw-
poważny belangrijk, ernstig, voornaam, erg
poweron self test aanplakken
power-on self test aanplakken
powiadamiać adviseren, aankondigen, bekendmaken
powiadomienie verkondiging, aankondiging
powiadomiony welbewust, bewust
powiat graafschap
powiÄ…zania familiebetrekking, verwantschap
powiÄ…zanie monteren, zetten
powiece ooglid
powiedzieć zeggen, opgeven
powieka ooglid
powieka bedekking, kaft, omslag, deksel
powielać verveelvoudigen, multipliceren
powierzać belasten met, opdragen, opdracht geven
powierzchnia oppervlakte, areaal, gebied
powierzchnia het hoofd bieden
powierzchnia oppervlakte, oppervlak
powierzchnia czołowa het hoofd bieden
powierzchnia kuli kloot, omgeving, bol, sfeer, gebied
powierzchnia podstawy (urzÄ…dzenia) spoor, wagenspoor, karrespoor
układ styków
powierzchnia wyświetlania oppervlakte, areaal, gebied
powierzchnia zapisu oppervlakte, areaal, gebied
powierzchniowy tranzystor polowy oppervlakkig, ondiep
powierzchowność verschijning, verschijnen
powierzchowność aanblik, aanschijn, buitenkant
powierzchowny gemakkelijk, vlot, makkelijk, licht
powierzchowny naar buiten, eruit, buitenwaarts
powierzchowny oppervlakkig, ondiep
powierzyć ( komuś coś) aanklacht, beschuldiging
powiesić hangen
powiesić na zawiasach scharnier
powiesić się hangen
powieściopisarz romanschrijver
powieść nieuw, opkomend
powieść klaarspelen, doorkomen, slagen
powieść się nieuw, opkomend
powietrze lucht
powiększać uitbouwen, vergroten, uitbreiden
powiększać uitbouwen, vergroten, uitbreiden
powiększać omvang, bestek, grootte
powiększać verergeren, aandikken
powiększać (się) uitbouwen, vergroten, uitbreiden
powiększenia uitbouwing, vergroting
powiększenie uitbouwing, vergroting
powiększenie wasdom, ontwikkeling, groei
powiększenie opdrijven, verheffen, ophogen
powiększyć uitbouwen, vergroten, uitbreiden
powinność verplichting, plicht
powinowactwo affiniteit, verwantschap
powinowactwo elektronowe ujemne affiniteit, verwantschap
powinszować gelukwensen, feliciteren
powitać groeten, begroeten
powitać hallo
powitać feestelijk inhalen
powitanie feestelijk inhalen
powlec overlappen
powłoka schild, rugschild, schaal
powłoka wsadowa schild, rugschild, schaal
powodować doen, maken, laten doen, laten
powodować aanstoken, ophitsen, irriteren
powodować afstammen, het gevolg zijn van
powodzenia geluk, welstand, bloei, voorspoed
powodzenie welstand, voorspoed, geluk, bloei
powodzenie geluk, welstand, bloei, voorspoed
powodzenie (operacji) welstand, voorspoed, geluk, bloei
powoli op zijn gemak, zachtjes, langzaam
powolny langzaam
powolny ontzien, sparen
powolny start langzaam
powołanie beroep
powoływać się beweren, verzekeren
powoływać się aanroepen
powód doen, maken, laten doen, laten
powód aanstoken, ophitsen, irriteren
powód reden, oorzaak
powód (sądowy) reden, oorzaak
powódz zondvloed
powóz opvoeden, onderwijzen
powrotny hergeven, reproduceren, teruggeven
powrót hergeven, reproduceren, teruggeven
powrót do nowego wiersza hergeven, reproduceren, teruggeven
powróz snaar, koorde, stemband
powstać ontstaan
powstanie muiten, rebelleren, in opstand komen
powstrzymać tegenspartelen, tegenstreven
powstrzymać/zataić verhinderen, verhoeden, beletten
powstrzymywać bevatten, inhouden, behelzen
powstrzymywać verhinderen, verhoeden, beletten
powstrzymywać się zich onthouden, zich abstineren
powstrzymywać się od zich onthouden, zich abstineren
czegoÅ›
powszechny generaal
powszechny algemeen, universeel
powściągliwość bespreken, reserveren, intekenen
powściągliwość breidel, teugel, toom
powściągnąć bedwingen, beteugelen, betomen
powtarzać herhalen, nazeggen
powtórce herhalen, nazeggen
powtórka herhaling, repetitie
powtórka (np. lekcji) herhaling, repetitie
powtórzenia herhaling, repetitie
powyżej benoorden, ten noorden van
powyżej op, omhoog, naar boven, opwaarts
powyższy benoorden, ten noorden van
poza aanstellerij, onnatuurlijkheid
poza overigens, trouwens
poza verderop
poza bovendien, verder, voorts, daarenboven
poza daarbuiten, buiten, uiterlijk
poza zich aanstellen, zich voordoen
poza domem (na powietrzu) zich aanstellen, zich voordoen [ Pobierz całość w formacie PDF ]

  • zanotowane.pl
  • doc.pisz.pl
  • pdf.pisz.pl
  • szkla.opx.pl
  •